'Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij. 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.



06 juli 2006

Willem Jan Otten verandert minder dan hij denkt


Schrijver, dichter en essayist Willem Jan Otten (1951), die met zijn laatste roman Specht en zoon in 2005 de Libris Literatuurprijs won, heeft na zijn verzamelde gedichten nu ook zijn verzamelde toneelwerk uitgegeven. In januari jongstleden verscheen de bundel Een sneeuw en meer toneel met de vijf toneelstukken die Otten nog de moeite van het publiceren waard vond: Henry II (1978), Een sneeuw (1981), De nacht van de pauw (1996), Oude mensen (1999) en Braambos (2004). Vooral De nacht van de pauw en Braambos werden door de toneelcritici sterk in het licht van Ottens bekering tot het christelijke geloof geplaatst. Maar bestaat er wel zo'n verschil tussen Ottens vroege en latere werk? Een veel te lange blogpost over een prachtige verzamelbundel.

Een sneeuw
Een sneeuw speelt op een winterse avond tussen Kerst en oudejaar 1978. 'Centrale zwijger' (aanduiding van Otten) in het stuk is de jarige Panda. Hij is ongeneeslijk ziek en dat beseffen alle personen in het stuk. Desondanks heeft iedereen zich verzameld om Panda's verjaardag te vieren. Mevrouw Quint, zijn tweede vrouw, heeft een cruisevakantie geboekt, zodat ze er nog één keer tussenuit kunnen. Het gesprek golft op en neer, zoon Frederik maakt zich al druk over de verbouwing van het huis tot dokterswoning.en er worden vergelijkingen getrokken tussen het Indische kampverleden van mevrouw Quint en het Majdanek-kampverleden van Panda.
Door de personages in Een sneeuw wordt de dood enerzijds op veilige afstand gehouden, maar anderzijds is Panda al dood. Levend dood wel te verstaan, niet voor vol aangezien, met een onbegrepen trauma uit zijn kamptijd. Er wordt feitelijk niet meer met hem gerekend, zoals dat zo vaak gaat met mensen die oud, ziek of vergeetachtig zijn.
Terwijl men zich aan de ontbijttafel de volgende ochtend druk maakt over de hardheid van de eieren, komt men erachter dat Panda de eer aan zichzelf gehouden heeft en de sneeuw is ingelopen.

Menselijk onvermogen
Niet minder komt het menselijk onvermogen aan de oppervlakte in De nacht van de pauw. In dit stuk gebruikt Willem Jan Otten het absurde gegeven dat een vader een brief in handen krijgt van zijn zoon die zeven jaar eerder zelfmoord pleegde - en deze niet openmaakt. Zoals Otten zelf zegt: het stuk bevalt van een vader. Carl, de vader, komt door dit kleine bericht van gene zijde weer oog in oog te staan met zijn ouderschap, en met de ravage die hij veroorzaakte toen hij de rebelse Tim van de ongewenstheid van dat ouderschap op de hoogte stelde.
Omdat - naar de laatste onbegrepen knoop
De première van De nacht van de pauw, in 1996, viel midden in een tijd waarin gediscussieerd werd over de autonomie van het individu. Otten kreeg kritiek op zijn pro-life standpunt en het stuk werd 'De macht van de paus' genoemd. Hoewel Otten benadrukt dat hij pas drie jaar nadien zou komen tot geloofsbelijdenis, is er in De nacht van de pauw al een sterk besef aanwezig dat de mens niet zijn eigen werk is. 'Er is een omdat', zegt hij in de dichtbundel Eindaugustuswind (1998); 'omdat ik niet begrepen heb wat mij/naar deze onbegrepen plek heeft toegewild'.
Van dit proces deed Willem Jan Otten in 1997 al verslag in zijn Louis Paul Boonlezing in Tilburg. In deze lezing, later uitgegeven als De fuik van Pascal, beschrijft hij hoe hij zich als een paling steeds verder in de fuik van het christelijke geloof had begeven, totdat hij was uitgekomen bij 'de laatste dikke knoop' ervan: God, de onontwarbare. Dat bracht hem er uiteindelijk toe om zich aan te sluiten bij de amen-mensen, zoals hij gelovigen ergens noemt in navolging van de Japanse schrijver Shusaku Endo.

Een christelijk toneelstuk
Sinds zijn 'Jezusschok' is het werk van Willem Jan Otten gaandeweg meer zijn christelijke levensovertuiging gaan weerspiegelen. Het aan de orde stellen van het thema 'vergeving' in zijn laatste toneelstuk Braambos is daarvan een helder voorbeeld. Otten stelt zijn personage Lena voor de keus: óf de dader van een gruwelijke misdaad vergeven, óf ten onder gaan. Maar de vraag geldt ook Bruce, de dader van de gruwelijke daad: wat brengt hem ertoe dat hij nog bij leven vergeven wil worden?
Otten noemt Braambos zijn eerste christelijke toneelstuk en beschouwt het als het begin van een nieuwe periode. Zelf benadrukt hij nogal eens dat er een beslissende kloof ligt tussen de tijd 'voor de sprong' en de na-sprongse periode. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat voor Otten de wereld na zijn geloofsbelijdenis en doop met pasen 1999 in een geheel ander licht kwam te staan. Maar van een breuk in het oeuvre van Willem Jan Otten is volgens mij geen sprake. Wie naast zijn toneelstukken ook zijn gedichten en romans leest, ziet veel vormen maar ook gedachtegangen gelijk blijven. ‘Ik zoek het hier, in af-/gemeten regels, pegels tekst/ter grootte van een oogopslag’ schreef hij in 1980. En nog in 2002, in zijn zomerdagboek De bedoeling van verbeelding : ‘terwijl ik schrijf, word ik aan het licht gebracht’. In zijn latere werk geldt dat uiteraard ook voor God: verbeelding is bedoeld om Hem te kennen.

Tussenstations
De reis van het vroege naar het late werk is er één met tussenstations. Allemaal zijn die te vinden in Een sneeuw en meer toneel: van de jonge dichter die roept 'Minder armslag nog dan kwallen/draai ik om mezelf. Geen vallend/tij dat mij op zand laat rusten,/geen storm drijft mij meer naar de kust.' tot de gelovige dichter die in zijn 'Palingcredo' bedenkt 'de laatste kamer zal de wijdste zijn/wijder dan het hele meer waar hij in hangt'. Dat geeft deze verzamelbundel een grote waarde.

Een sneeuw en meer toneel; verzamelde toneelwerken
Willem Jan Otten
Uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2006. 424 blz., €29

(recensie verschenen op 7 juli in het Nederlands Dagblad)