'Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij. 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.



15 januari 2006

Bestaat zielsverhuizing?

Het zou een geslaagde joodse grap kunnen zijn: komt een man bij de hemelpoort, blijken zijn goede en slechte daden exact in evenwicht te zijn. Van een bureaucraat ter plekke krijgt hij te horen dat hij terug moet naar de aarde: ‘U krijgt toestemming de aardse tocht opnieuw te ondernemen in een lichaam dat al op aarde aanwezig is, een lichaam dat door omstandigheden een vormloze ziel heeft gekregen’.

In de nieuwe roman Per Saldo van Henk van der Ent (1939) speelt de gedachte van zielsverhuizing een serieuze rol. Van der Ent, die eerder dichtbundels (onder de pseudoniemen Anton Ent en Marieke Jonkman), verhalen, beschouwend werk en bloemlezingen publiceerde, laat zijn hoofdpersoon Alberto Pareira een boek lang twijfelen of hij gereïncarneerd wil worden. Na zijn zelfmoord in 1943 stelt deze joodse geschiedenisleraar, voormalig ordebewaker in Westerbork en onderduiker onthutst vast dat hij is blijven steken bij wat kennelijk de ingang van het hiernamaals is. De lezer kijkt mee over de schouder van Alberto Pareira terwijl die zich verdiept in het leven van deze Joost Hazenleger. Eerst aarzelt Pareira sterk maar uiteindelijk besluit hij zich te melden voor reïncarnatie in diens leven.

Dit is in het kort de raamvertelling van Per Saldo, waarbinnen het eigenlijke verhaal van Joost Hazenleger zich afspeelt. Joost, geboren in 1943, groeit op in een familie zoals er in de decennia na de Tweede Wereldoorlog zoveel geweest moeten zijn: de oorlog is overheersend aanwezig maar geen onderwerp van gesprek. Vooral de vader is klaarblijkelijk gebutst door oorlogservaringen: Joost en zijn broer Alex horen hem regelmatig ’s nachts schreeuwend wakker worden. Toch hoort Joost zelfs na de dood van zijn vader niet wat hem in Berlijn overkomen is. Aanvankelijk ergert Joost zich aan de voorkeur van zijn vader voor De nacht der Girondijnen, het boekenweekgeschenk uit 1957 van J. Presser maar in de loop van het verhaal ontwikkelt hij meer begrip voor de diepte van dit verhaal. Rode draad daarbij is het motto van Presser, die met homo homini homo varieert op homo homini lupus, het aforisme dat via Thomas Hobbes bekendheid kreeg.

Een goed deel van het boek is gewijd aan Joost, die zich steeds meer identificeert met Jakob Suasso Henriques, de hoofdpersoon van De nacht der Girondijnen. Deze Suasso Henriques, die zichzelf (evenals Presser) liever on-joods ‘Jacques’ noemt, kent de lezer inmiddels als Alberto Pareira, de man in het wachtlokaal aan de hemelpoort. Joost Hazenleger en de lezer van zijn verhaal weten op dat moment nog niet dat de overeenkomst tussen de twee nog veel groter is dan het zich aanvankelijk laat aanzien.

De circulaire structuur van het boek maakt het schrijven van een lineaire recensie lastig, maar dat is niet het grootste probleem met Per Saldo. Intertekstualiteit kan een boek verankeren in een literaire traditie; Presser doet dat opvallend onopvallend door gebruikmaking van het Sonja-motief uit Dostojewski’s Schuld en Boete. Van der Ent verwijst echter voortdurend naar De nacht der Girondijnen en geeft commentaar op gebeurtenissen en personen daarin. Per Saldo is voor een groot deel gevormd rond sleutelscènes uit dit boekenweekgeschenk. Voorafgaande lezing van De nacht der Girondijnen wordt noodzakelijk om Per Saldo te begrijpen, want het verhaal van Joost Hazenleger draagt niet de gehele roman.

Ten slotte heb ik grote moeite met het doodleuk invoeren van reïncarnatie als factor in het verhaal. Niet primair om levensbeschouwelijke redenen, maar om reden van geloofwaardigheid. Als lezer wil ik naar een plaats worden gevoerd waar ik nog nooit geweest ben en niet tegen wil en dank meegesleurd. Zoals Arnon Grunberg schreef in zijn ‘gebed aan de schrijver’ in De troost van de slapstick: ‘Geef mij toch niet de tijd mij af te vragen wie dit allemaal heeft bedacht en waarom […]. Dwing mij niet te geloven dat geschminkte apen mensen zijn. Ook ik ben slechts gematigd enthousiast over de mens, maar ik ben niet zo stom dat ik het verschil niet kan zien tussen een geschminkte aap en een mens.’

Henk van der Ent, Per Saldo, Uitg. Kleine Uil, 2005; 182 blz., € 16,50

(gepubliceerd in Liter 41)

1 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Ey Lieve broer!

Zoals je weet heeft een geredde christen geen aflaten meer nodig, maar zijn goede werken wel het minste wat je voor God kunt doen.

Ik heb je recensie gelezen, pfeew, niet heel makkelijk te volgen... Maar wel knap beschreven hoor!
Je maakt een foutje, net onder het boek, twee keer het woord eerder. Verder zou ik wat meer naar onder af en toe een komma plaatsen.

Ik ben trots op je!:D

-x- Annetje

10:08 p.m.

 

Een reactie posten

<< Home