'Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij. 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.



01 juni 2005

De troost van de inwisselbaarheid

Wanneer impulsen het roer overnemen en comme il faut naar de achtergrond verdwijnt, dreigt de chaos en komt in een burgerleven alles op de helling te staan. Véél beter is het om gewoon het voorspelbare leven te blijven leven en de wens onderscheidend te zijn te beperken tot het domein van de dromen.


Dat is één van de hoofdgedachten van het nieuwe boek van Allard Schröder, ‘Favonius’. Hoewel Schröder al jarenlang romans publiceert, brak hij pas door bij het grote publiek met zijn roman ‘De hydrograaf’ (2002), waarvoor hij de Libris Literatuurprijs ontving. De schrijver heeft na ‘Raaf’ (1995), over een man aan de rand van de samenleving, en ‘Grover’ (1999) over iemand uit de hogere milieus, nu een ‘burgerroman’ geschreven. De drie boeken vormen geen trilogie en kunnen prima afzonderlijk gelezen worden, maar vormen volgens de schrijver toch een ‘thematisch geheel’.

Het verhaal
De titel van het boek is gelijk aan de naam van de hoofdpersoon: Favonius, ook de naam van de Romeinse god van de westenwind. Felix Favonius is een heel normale, burgerlijke projectontwikkelaar. Hij heeft een knappe vrouw en ondanks vieze spelletjes en ellebogenwerk van zijn collega’s slaagt hij erin om carrière te maken en de leiding te krijgen over een nieuw project. Op weg naar de overdracht krijgt hij echter autopech en komt terecht in een hotel in een dorp dat verderop in het verhaal een grote rol zal spelen omdat het, gelegen middenin het plangebied, op de nominatie staat om te verdwijnen. Het leven lijkt er tot stilstand gekomen; alleen enkele zonderlinge laatste bewoners van het dorp hangen er nog rond. Het lijkt wel een droomwereld, zeker wanneer de lezer kennismaakt met de in meerdere opzichten gedienstige hoteleigenares.
Na enige tijd ontdekt Favonius dat zijn vrouw vreemdgaat met Garmer, de man die hij beschouwde als zijn jeugdvriend. In een uitgebreide flashback wordt de lezer vervolgens verteld hoe de verhouding tussen Favonius en Garmer ontstaan is. Het bedrog van zijn vrouw met zijn vriend veroorzaakt de eerste barsten in het beeld van de succesvolle zakenman dat Favonius van zichzelf heeft. Hij begint zijn vrouw te stalken en het is slechts dankzij zijn eigen gebrek aan doorzettingsvermogen dat hij haar niet vermoordt. Hoewel hij wankelt in het persoonlijke leven en slecht functioneert in zijn werk, weet hij zijn hoofd boven water te houden en gelooft hij nog steeds dat hij eigenlijk een geluksvogel is.

Eigenlijk…
Wat wil Schröder de lezer nu vertellen met dit verhaal? In een radio-interview liet hij hierover een duidelijk geluid horen: met ‘Raaf’, ‘Grover’ en ‘Favonius’ heeft hij Elckerlyc-verhalen willen schrijven. Net zoals in het oude verhaal van Elckerlyc vertonen Favonius en de andere romanpersonages kenmerken van ons allemaal. Schröder heeft zich gericht op het beschrijven van een conformistisch burgerlijk milieu: alles moet gedaan worden comme il faut, zoals het hoort. Desondanks broeit het onder de oppervlakte. ‘Eigenlijk’ is een belangrijk woord in dit boek. Favonius is nooit tevreden, zoekt altijd mooier, beter, hoger. Onder de laag van burgerlijke regels zin een ‘droomlaag’ waarin Favonius zich alles kan permitteren en zich kan onttrekken aan wat hoort.
Hoewel het boek is opgezet zonder veel verwijzingen naar actualiteit of geschiedenis, zegt de beschrijving veel over deze tijd. Wie heeft niet de behoefte om authentiek en onderscheidend te zijn? Desondanks zullen de leventjes van de meeste lezers net zo kort of korter kunnen worden samengevat dan dat van Favonius. Het grootste inzicht van Favonius is dat zijn leven zo inwisselbaar is met dat van zoveel anderen, maar vooral: dat is wel prima zo. De tekst voor een contactadvertentie kopieert hij dan ook simpelweg: ‘dat scheelde een hoop rompslomp en per slot van rekening was hij iemand als ieder ander’. Zo wordt het boek ook een pleidooi voor het burgerlijke: leg je er maar bij neer, want het wordt toch nooit wat. Hiervandaan is het een kleine stap naar een ander thema dat herhaaldelijk terugkomt: het existentialistische thema van de geworpenheid: gevraagd of niet, wij zijn er nu eenmaal. Deze gedachte loopt dwars door de gedachtewereld van Favonius.

Het programma wordt voortgezet
De zinsnede ‘Wir setzen das Programm fort…’, die Favonius op de radio hoort als hij met autopech langs de weg staat, kan worden beschouwd als kernzin in het boek. Het beeld komt bovendrijven van mensen die zijn terechtgekomen in op een woeste cake walk en meemoeten, of ze nu willen of niet. Schröder verstaat de kunst om tot in de bewoordingen deze verstikkende sfeer op te roepen. Of hij er in slaagt om de lezer zich te laten identificeren met Favonius, is een andere vraag. Maar de kracht van een Elckerlyc-figuur ligt nu juist in de algemeenheid en niet in psychologische diepgang van een karakter die identificatie vergemakkelijkt.
De onontkoombaarheid van het cyclische wereldbeeld, waarin mensen zoals Garmer halverwege kopje onder gaan en mensen zoals Favonius hun illusies kwijtraken en opnieuw beginnen. Dáárin ligt het hedendaagse karakter van dit boek. Niet de vloek die Schröder één van zijn bijpersonages laat slaken, ook niet primair het overspel van Favonius’ vrouw met zijn vriend, maar de benauwde onontkoombaarheid van het opgesloten-zijn in dit leven houdt de lezer een spiegel voor.

(recensie verschenen in Nederlands Dagblad van 17 juni 2005)

Naar aanleiding van Favonius
Allard Schröder. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam
343 pagina’s, prijs € 19,90