'Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij. 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.



30 mei 2006

Fragment 119 van 'Wembley'

wembley
Dit is fragment nummer 119 van het boek "Wembley" van Richard Osinga.


Hij belde met een klein zilveren telefoontje. Hij klapte het open en het gaf blauw licht. Hij sprak met iemand en zei toen tegen mij: kom mee.
We gingen naar de parkeergarage. Leolo hield een auto aan waarin een andere Afrikaan zat.
De voetbalvelden waar ze me heen brachten zagen er schitterend uit. Strak gemaaid, rechte lijnen, grote lichtmasten naast het veld. Er waren geen tribunes, maar uit alles werd duidelijk dat dit een professionele club was.
Drie dikke mannen stonden langs de lijn te kijken. Ik kreeg een bal. Nam hem aan met de binnenkant van mijn voet, wipte hem op, liet hem op mijn wreef stuiteren. Ik had nog nooit zo'n lekkere bal gevoeld. Zacht en stevig als de beste vrouwenbil. Ik streelde de bal met mijn voet, liet hem over mijn dijbeen rollen, ving hem in mijn nek. Ik vergat waar ik was. Was ik in Amsterdam? Nee, ik stond op een voetbalveld, met een heerlijke bal, op het zachtste gras dat ik maar denken kon en ik liet de bal dansen.
'Nu schieten,' schreeuwde Leolo vanaf de lijn. Ik liet de bal een metertje van me afrollen, nam een stap en draaide hem in de kruising, de bal raakte de onderkant van de lat, de paal zong, het net kromde. Zulke netten kende ik alleen van de televisie. De manier waarop het net bolt, een lege plasticzak die door de wind wordt voortgedreven, en daarna slap weer neervalt, als in vertraging, alsof de tijd zich niet haasten wil. Het net streelt de bal.
De bal lag dood neer op de grond. Het net was tot rust gekomen. Ik keek naar de zijlijn.
'Oké. Nu een paar sprintjes.'

Naar het begin - Doe mee - Lees verder >>