'Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij. 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.



28 maart 2006

Een kardinaal met syfilis

Werklui vonden in 1999 tijdens stutwerkzaamheden aan verschillende huizen op het eiland La Giudecca in Venetië een metalen doos die tussen de fundering zat geklemd en bedekt was met een dikke laag roest. De doos bleek honderden vellen papier in het Latijn, Grieks en Hebreeuws te bevatten die waarschijnlijk hebben toebehoord aan kardinaal Girolamo Aleandro, geboren in 1480 in Motta di Livenza in de Friuli en overleden in Rome op 1 februari 1542. Zijn graf is nog te bezichtigen in de Cathedrale di San Nicoló in Motta di Livenza.

Het leven van deze Girolamo Aleandro vormde voor Yvon Toussaint, oud-hoofdredacteur van het Franstalige Belgische dagblad Le Soir de inspiratie om de historische roman Het manuscript van Giudecca te schrijven. De lezer kijkt mee over de schouder van Girolamo Aleandro wanneer deze in zijn laatste dagen zijn levensverhaal schrijft. Aan bod komen zijn ontmoetingen met Erasmus, zijn belevenissen als diplomaat van de paus, zijn reizen naar Luik en Parijs, naar Worms waar hij met Maarten Luther debatteert, zijn benoeming als bisschop en uiteindelijk als kardinaal.

Het manuscript van La Giudecca biedt een zeer nauwkeurig gedocumenteerd tijdsbeeld van het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw, een periode die voor de geschiedenis van West-Europa van enorm belang is geweest. De syfilis van Girolamo Aleandro, de enorme onderkaak van Keizer Karel V, de onbehouwenheid van Maarten Luther en de homoseksuele neigingen van Erasmus doen daar niets aan af. Integendeel.

n.a.v. Het manuscript van Giudecca
Yvon Toussaint (vertaald door Anneke Alderlieste)
Uitg. Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2005, 316 blz., € 24,95

04 maart 2006

Onrustbarend verhaal over een knettergekke dokter

Een ontslagen celbioloog keert terug in zijn Belgische geboortedorp Wolfsheim, tussen Aken en Vaals. In het dorpscafé gaat deze Victor Hoppe met zijn merkwaardige rode haar en slecht gerepareerde hazenlip met graagte over de tong. Ook over zijn kinderen, de drieling Michaël, Gabriël en Rafaël, wordt er gefluisterd. Monsters zouden het zijn. Drie identieke monstertjes met een gespleten schedel. Maar gaandeweg verdwijnt het aanvankelijke wantrouwen. Victor Hoppe blijkt knettergek te zijn, maar hoe zit het eigenlijk met de dorpsbewoners? Een recensie van De engelenmaker.

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs (1969), die eerder essays, non-fictie en diverse romans schreef, kwam onlangs met de roman De engelenmaker. In dit boek cirkelen twee verhaallijnen om elkaar heen: jeugd en opvoeding van Victor Hoppe en zijn pogingen een mens te klonen. Het verband tussen deze twee lijnen wordt al snel duidelijk: een diepe teleurstelling in zijn vader en de autoriteit van de kerk doen Victor ertoe besluiten dat hij God de loef wil afsteken. Daarin lijkt hij te slagen, want hij kloont eerst muizen en produceert vervolgens uit zijn eigen zaad een identieke drieling, als bewijs getooid met een identieke hazenlip. Al snel blijkt dat de jongens niet lang te leven hebben: door een genetisch defect verouderen zij razendsnel.

Horrorscenario
De ontknoping van De engelenmaker, die zich in één dag voltrekt, is een waar horrorscenario dat de levens eist van bijna alle hoofdpersonen. De drieling ontkomt niet aan het lot waartoe hij genetisch was voorbestemd. Rex Cremer ziet in welke wandaden Victor Hoppe met zijn hulp heeft kunnen aanrichten, overweegt zelfmoord maar komt om het leven bij een verkeersongeluk. Victor Hoppe zelf wordt verwond aan zijn zijde door de vrouw die zijn zoons gebaard had en die tot haar ontzetting vaststelde dat Hoppe zijn zoons eerst verwaarloosde en na hun dood op sterk water zette. De vrouw betaalt haar ontdekking met haar leven. Dan richt Victor Hoppe zich nog één keer op een dramatische manier tot de God die hij niet het nakijken had kunnen geven: hij hangt zichzelf op aan het kruis bij de zusters clarissen van La Chapelle waar hij door zijn vader decennia eerder was gedropt. Daar wordt hij aangetroffen door de dorpelingen, de pastoor voorop, die de jaarlijkse processie lopen.

Een verbijsterend gebrek aan moraal
Stefan Brijs heeft een schokkend verhaal geschreven. Toch ligt de schok niet in de vermeende blasfemie aan het eind van het boek. Door het hele boek heen blijft Victor Hoppe zich tamelijk voorspelbaar gedragen. De lezer ziet zijn ondergang al hoofdstukken lang aankomen. Ook aan het op zichzelf onaangename idee van klonen zijn we langzamerhand wel gewend. Het meest nog ben ik verbijsterd door het vertrouwen dat Victor Hoppe ontvangt van de dorpsgemeenschap die geen nattigheid voelde of wilde voelen. Ook zijn collega Cremer speelt een twijfelachtige rol. De enige die er een moraal op na lijkt te houden is de huishoudster Charlotte Maenhout, die dat met haar leven moet bekopen.

Geloof en wetenschap
De engelenmaker toont aan dat vragen van de wetenschap soms te groot kunnen zijn om door één mens te kunnen worden beantwoord. Wantrouwen is gerechtvaardigd wanneer een medicus zijn patiënt vraagt om vertrouwen ‘omdat hij ervoor heeft doorgeleerd’. Haarscherp is de observatie dat de wetenschap niet waardevrij is en dat ook in de medische wereld persoonlijke sores als schimmels de professionele bezigheden aantasten: wetenschap en levensbeschouwing zijn geen gescheiden werelden.

n.a.v. Stefan Brijs, De engelenmaker, Uitg. Atlas, Amsterdam, 2005, 429 blz., € 19,90